‘Grevinkweg’: ik zag het goed. Helemaal gek was het niet. Ik reed door het dorpje waar mijn opa van vaders kant geboren is: Meddo bij Winterswijk. Hier wonen wel meer Grevinken. Het bordje klopte ook: mijn opa Grevink ging er weg.

Het was ruim voor de Tweede Wereldoorlog dat mijn opa naar Eindhoven trok om te gaan werken bij Philips. Zoals zovelen. Maar geen Grevinken. In Brabant zijn nagenoeg alle Grevinken familie. In de omgeving van Winterswijk niet. Ik herinner me hoe we op vakanties ons als kinderen verwonderden dat er in het telefoonboek kolommen Grevinken en Grevingen waren.

En nu was ik er weer. Om bij een kerk te komen vertellen over pionieren. Over het zoeken naar nieuwe vormen waarin mensen betekenis en zin kunnen zoeken in hun leven vanuit christelijke bronnen. Ik begon mijn verhaal natuurlijk dat, hoewel mijn tongval anders doet vermoeden, mijn achternaam inderdaad verraadt dat mijn familie daar vandaan komt. Het is de enige regio waar ik mijn achternaam niet hoef te spellen. En dat mijn opa als enige Grevink naar Philips vertrok. En ik dus aan mijn dochtertje zal vertellen dat die straat in zijn geboortedorp naar hem vernoemd is…

De kerk waar ik was investeert al een tijdje in een mooi pioniersproject dat Klimop heet. Het is een ontmoetingsplek in een oude school met een moestuin en allerlei activiteiten waarin gewerkt, gegeten en gesproken wordt. Ik had verschillende vrijwilligers uitgedaagd om iets te vertellen over wat hen raakte in hun werk. Wat kwamen daar mooie verhalen uit. Van een vrijwilliger in de moestuin die een asielzoeker met het werk en koffiedrinken aan het praten kreeg. Een andere vrijwilliger ontmoette iemand die heel eenzaam is. Voor haar betekent Klimop als ontmoetingsplek heel veel. Wat mooi dat zo’n sociaal centrum er kan zijn in Winterswijk.

Ik praat vaker met kerken die pionieren of willen gaan pionieren. Dan is het belangrijk om alle kerkleden de kans te geven hun vragen te stellen. Een vraag die steevast terugkomt is of de kerk ook iets van hun investering terugziet. Ze bedoelen dan dat ze zo graag zouden willen dat die enthousiaste mensen ook deel gaan uitmaken van hun kerk. En vaak is dat niet zo en dat stelt mensen teleur. Het doet pijn als mensen wel enthousiast pionieren, maar geen deel willen uitmaken van de oude kerk. Het lijkt op de pijn van een familiebedrijf, waar een nieuwe generatie besluit niet in het bedrijf te stappen. Als ze dan voor zichzelf beginnen, dan kun je als familie denken: maar dat kan bij ons toch ook? Hier is het toch ook goed?

Ook in Winterswijk klonk die vraag. En ik moest uitleggen dat het feit dat nieuwe mensen iets nieuws beginnen natuurlijk heel jammer is voor het ‘familiebedrijf’, maar dat ze op basis van wat ze mee hebben gekregen in dat familiebedrijf iets kunnen vinden wat bij de tijd past en juist antwoord geeft op waar we in een nieuwe tijd naar zoeken.

Hoe zullen mensen in Meddo het gevonden hebben dat mijn opa naar Philips in Eindhoven ging? Hij zal waarschijnlijk niet de enige zijn geweest. Misschien liep het dorp wel leeg. Sommigen zullen zich verlaten hebben gevoeld. Anderen zullen gezegd hebben: groot gelijk, ik wou dat ik nog jong was. Toen moest ik denken aan een oom van een vriend die jaren geleden een klusje deed voor een paar mensen die voorheen bij Philips werkten en nu voor zichzelf waren begonnen. Als beloning kon hij kiezen uit een geldbedrag of aandelen in het nieuwe bedrijf. De man hield van zekerheid. Aandelen kun je bovendien niet eten. Dus hij koos voor het geldbedrag. De startup waar hij aandelen voor aangeboden had gekregen van deze oud-Philipsmedewerkers heette… ASML.

Dominee Otto Grevink is predikant voor Sprang-Capelle, Kaatsheuvel en de Efteling, en Waspik vanuit De Brug, en pionier bij Zin op School in Waalwijk. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.