‘Dank oe wel Nedderland, the E Street Band loves you. We’ll be seein’ ya’. Met deze woorden nam Bruce Springsteen afscheid van het publiek op het Haagse Malieveld op 14 juni 2016. Nou graag, dacht ik nog, want van zulke concerten krijg ik nooit genoeg. Toen kon ik nog niet bevroeden dat ik er bijna zeven jaar op zou moeten wachten.

Het wachten werd beloond. Bruce was er weer, in de Johan Cruijff Arena, waar de twee concerten nu nog na echoën. Bij aanvang van het tweede concert had Springsteen ook makkelijk het eerste concert kunnen playbacken, dat galmde namelijk nog door de gigantische betonbak. Ik had gelukkig een plekje weten te bemachtigen in de buurt van het podium, waar het geluid nog het minst slecht was. Beeld en geluid liepen daar synchroon.

Maar wat een feest was het, na ruim drie uur had The Rock and Roll Machine iedere vezel van elke bezoeker geraakt. De tijd lijkt geen vat op hem te hebben. Oké, hij ziet op z’n 73e niet meer precies uit als de gespierde rocker met zijn gitaar die in 1980 de hele wereld veroverde, maar veel scheelt het niet. Hoe komt het dat hij nog steeds een artiest van wereldformaat is, terwijl zoveel eendagsvliegen zich te pletter hebben gevlogen tegen de hete lampen van de roem, en anderen van zijn generatie na een paar albums roemloos ten onder zijn gegaan, rusten op hun lauweren, of zijn veranderd in hun eigen coverband?

Mijn ontgroening was op m’n 17e, bij de Born in the USA tour in de Rotterdamse Kuip, op 12 mei 1985, om 20.05 uur. Na drie nummers wist ik het al. Dit gaat nooit meer over. Ik liet me meevoeren door The Boss en zijn maten. Het concert was een lichtstraal, een windvlaag, een kennismaking met de ultieme saamhorigheid. De Kuip leek een paar uur lang op de ideale wereld. Eenmaal terug op aarde liet ik Springsteen niet meer los. Drie jaar later bleek ‘Tunnel of Love’ de ideale soundtrack voor de overwinning van Oranje bij het EK van ’88.

Ik kocht zijn eerste plaat ‘The River’ in de zomer van 1980 en heb die hele vakantie scheel gedraaid. Nu, zo’n 43 jaar later, kan ik me amper nog voorstellen dat er een tijd is geweest zonder Bruce Springsteens muziek in mijn leven. Zo tekent een vakantievriendschap van vier decennia geleden gedeeltelijk mijn beeld van de grootste nog levende Amerikaanse rocker. Maar ergens is deze herinnering ook wel treffend, want Springsteen is vriendschap voor mij.

Want ik weet het zeker, Springsteen zelf is ook een vriend van mij. Hij was er namelijk op de momenten dat ik het moeilijk had en ook op de momenten van euforie. Hij had altijd wijze raad voor me in de vorm van teksten – ‘Stay hard, stay hungry, stay alive’ – en zorgde voor inspiratie met zijn levensinstelling. Ik kon op hem rekenen, hij zou me nooit in de steek laten, waar ik ook was. Eigenlijk heeft mijn vriend maar één nadeel: hij zal nooit op mijn verjaardag komen.