Onderstaand treft u informatie aan uit de Nieuwsbrief van KBO Brabant wat het betekent om cliëntondersteuner te zijn/te worden. Ook treft u, als mogelijke gebruiker van Wmo-voorzieningen, een aantal voorbeelden aan met daarbij vragen en problemen waar u tegen aan kunt lopen. Cliëntondersteuners van Senioren Vereniging Waspik kunnen u bij al uw Wmo-vragen helpen.

Op 3 juli zijn vijftien nieuwe Wmo-cliëntondersteuners gecertificeerd door KBO-Brabant. Juristen Bert van ’t Laar en Fleur van der Meer van de juridische helpdesk hebben de opleiding verzorgd. Gastdocenten waren Hans van Dijk, Wmo-cliëntondersteuner in Gemert-Bakel en Annemarie Hector, kwaliteitsmedewerker Wmo in Etten-Leur.

De kersverse Wmo-cliëntondersteuners kregen een intensieve training. Zij volgden vier trainingsmiddagen en maakten veel huiswerkopdrachten. Zij zijn hierdoor goed op de hoogte van de actuele ontwikkelingen.

De Wmo-cliëntondersteuning van KBO-Brabant is onafhankelijk. De Wmo-cliëntondersteuner staat naast de cliënt, denkt mee over zorg en ondersteuning en kan senioren helpen met informatie, advies en voorlichting en verheldert de hulpvraag. Het ontlast de cliënt omdat er iemand meekijkt die weet welke wetten en regels er gelden, zeker bij complexe vragen. Het doel van Wmo-cliëntondersteuning is de zelfredzaamheid en participatie van mensen te versterken.

De cliëntondersteuners werken nauw samen met de beleidsambtenaren Sociaal Domein van de gemeente en hebben overleg met de wethouders over de uitvoering van de Wmo.

Naast het ondersteunen van cliënten op het gebied van aanvraag van Wmo-zorg, hulpmiddelen en ondersteuning signaleren zij zaken. Zo merkten zij dat veel ouderen zich veiliger voelen als zij “met een druk op de knop” hulp kunnen inschakelen. Het blijkt echter dat er veel aanbieders zijn op dit gebied, waardoor vergelijking haast ondoenlijk is. Het is een oerwoud van persoonsalarmering.

Ook signaleren zij dat mensen het moeilijk vinden om de contributie van de KBO te kunnen blijven betalen. De gemeente Waalwijk wil graag dat senioren mee blijven doen en heeft daarom een regeling getroffen, de zgn. Meedoenregeling. De cliëntondersteuners helpen senioren om deze aanvraag aan te vragen bij de gemeente

Veel gestelde vragen

Welke woningaanpassingen zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen?

De aanpassing van de badkamer (bijvoorbeeld vervanging van een bad door een inloopdouche), het aanpassen van de keuken aan het gebruik van een rolstoel, het creëren van een slaap- en badgelegenheid op de begane grond) zijn niet algemeen gebruikelijk en worden veroorzaakt door de toegenomen beperkingen.

Er is in de meeste gemeenten in de Beleidsregels wel een lijst met algemeen gebruikelijke voorzieningen in de woning opgenomen. Hieronder vallen bijvoorbeeld: beugels en handgrepen in de badkamer en toilet, eenvoudige drempelhulpen die in de bouwmarkt verkrijgbaar zijn etc.

In een uitspraak van 20 november 2019 zegt de Centrale Raad van Beroep hierover:

- een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel kan als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt als deze niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking,

- daadwerkelijk beschikbaar is,

- een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is

- en deze financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

Gekeken wordt dus niet naar het inkomen van betreffende cliënt, maar naar het inkomen van iemand op minimumniveau (bijstandsniveau). Als het gaat om een eenmalige uitgaaf, bijvoorbeeld voor een driewielerfiets, dan bekijken sommige gemeenten of de aanschaf kan worden gedekt uit een lening die in 36 maanden kan worden afgelost. Is de aflossingscapaciteit met een minimuminkomen aanwezig, dan wordt de voorziening niet toegekend. Of deze vorm van het berekenen van de financiële draagkracht aanvaardbaar is, is nog niet door de CRvB beoordeeld. Wees dus voorzichtig om hiermee in te stemmen en vraag advies.

Wachttijden

De wachttijden bij verzoeken om hulp lopen op bij tal van gemeenten. Wat kunt u hieraan doen?

• Altijd schriftelijk (e-mail) de melding doen of het telefoongesprek bevestigen, dan ligt de datum vast;

• De gemeente heeft zes weken de tijd om onderzoek te doen naar de melding.

• Als de melding niet tijdig wordt opgepakt, kun je na zes weken een aanvraag doen.

• Een aanvraag moet altijd schriftelijk worden gedaan en ondertekend door de cliënt of gemachtigde. Het door de cliënt getekende gespreksverslag wordt ook als aanvraag gezien. Aan het einde staat meestal de vraag vermeld: ‘Wilt u een aanvraag doen?’

• Het komt regelmatig voor de gemeenten na een melding antwoorden dat het langer duurt om het onderzoek te doen. Soms wordt de wachttijd voor het onderzoek aangegeven bijvoorbeeld 8-12 weken. Soms schrijft de gemeente in een reactie dat de onderzoekstermijn van 6 weken voor de melding wordt verlengd. Dat laatste is in strijd met de wet. De onderzoekstermijn kan niet worden verlengd, de termijn van twee weken om op de aanvraag te beslissen kan wel worden verlengd.

• De gemeente moet de verlenging van de beslistermijn schriftelijk bevestigen voordat de termijn van twee weken is verstreken.

• Ook moet de gemeente aangeven op welke termijn het besluit op de aanvraag zal worden genomen. Als de gemeente na het verstrijken van de termijn van twee weken om op de aanvraag te beslissen tot de conclusie komt dat meer tijd nodig is en pas dan besluit om de termijn te verlengen, dan is de gemeente hiermee te laat. Het is vaste jurisprudentie dat aan een verlenging van de termijn pas na afloop van de beslistermijn geen betekenis wordt toegekend.

• Als na het verstrijken van de beslistermijn van twee weken nog geen besluit is genomen, kan de gemeente in gebreke gesteld worden. Een ingebrekestelling kan niet worden verstuur als er nog slechts een melding is gedaan zonder dat die gevolgd is door een aanvraag.

• De termijnen en de formulering van de ingebrekestelling luisteren nauw. Het verdient aanbeveling om met Bert van ’t Laar en Fleur van de Meer van de Juridische Helpdesk van KBO-Brabant te overleggen.

Spoedprocedure

Nu de wachttijden zo oplopen, komt de spoedprocedure steeds vaker in beeld. De wet zegt: ‘In spoedeisende gevallen (…) beslist het College na een melding als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek’. De rechtspraak heeft de term ‘onverwijld’ ingevuld in die zin dat de gemeente binnen veertien dagen moet beslissen. Bij de melding moet een goede motivering worden gevoegd waarom toekenning van een tijdelijke voorziening nodig is. Denk bijvoorbeeld aan een alleenstaande die na terugkeer uit het ziekenhuis, geen beroep kan doen op het netwerk en huishoudelijk hulp (of een traplift, een vervoersmiddel) hard nodig heeft.

Let erop dat de voorziening niet slechts tijdelijk nodig is. De gemeente hoeft alleen bij langdurige beperking (langer dan een half jaar) een voorziening toe te kennen. Gemeenten onderkennen soms niet dat een spoedvoorziening wordt aangevraagd en reageren dan met de gebruikelijke brief en de gebruikelijke termijnen. Motiveer de melding goed, verwijs naar artikel 2.3.3. van de Wmo, bel hierover na met de gemeente en laat je niet afschepen met de mededeling dat ieder op zijn beurt moet wachten.

Als de gemeente niet reageert, schakel dan Bert van ’t Laar van KBO Brabant in. Wilt u ook wmo-cliëntondersteuner worden, neem dan voor meer informatiecontact op met de heer Bert de Graauw, voorzitter Senioren Vereniging Waspik, telefoon 0416-312494.