‘Hoop heb ik niet meer’, zei ze stellig. Ze vertelde me indringend wat de ziekten van haar man, haar zonen en haar kleindochters met haar deden. ‘Wat moet ik dan hopen?’ vroeg ze me. Ze was moe. Moe van alles. Moe van het zorgen voor en zorgen om. Niet wanhopig. Maar wel zonder hoop. Toen voelde ik wat hoop eigenlijk is, en ik kon het haar weer een beetje geven.

‘Komt goed!’ We zeggen het makkelijk tegen elkaar. Als we problemen hebben of ziek zijn. Er kan zoveel opgelost worden en ‘artsen zijn zo slim tegenwoordig.’ We zijn zo gaan geloven dat alles wel goedkomt, dat hoop hetzelfde is geworden als ‘goedkomen’. Maar sommige dingen komen niet goed, worden niet opgelost, niet genezen. Je zou je hoop erdoor verliezen.

Ik krijg nog wel eens de vraag of ik voor mensen wil bidden. Wat bid je dan? Ik zit daar wel eens mee in mijn maag. Want wat is ‘reëel’ om te bidden? Wat mag je redelijkerwijs verlangen? Maar, zul je misschien tegenwerpen: ‘Waar is je geloof dan? Is voor God niet alles mogelijk? Geloof je dat dan niet meer?’ Zeker wel, maar wie ben ik om te ‘bepalen’ hoe het moet gaan?

Ik weet niet hoe mijn leven zal lopen, en hoe het leven van jou zal gaan. We ondervinden tegenslagen, raken teleurgesteld en ervaren gemis. Zo gaat het leven. Het is de kunst van het leven om daar doorheen steeds weer een nieuwe weg te vinden. ‘Als God een deur sluit, doet hij ergens anders een raampje open.’ Het leven is meer dan ons verlangen, meer dan onze gezondheid, meer dan onze carrière, meer dan ons leren en onze sportcompetitie. Als twee sportteams het tegen elkaar opnemen en bidden om de overwinning, wat moet je dan verwachten? En wat moet er van het gebed terecht komen van de boer die bidt om regen, en van het kind dat op hetzelfde moment in de zomervakantie bidt voor mooi weer?

Valt er dan nog te bidden? En valt er dan nog te hopen? Jazeker. Voor mij is bidden en hopen een verbinding maken tussen mijn leven en wat er meer is. Ik noem dat God, en die verbinding betekent voor mij dat ik niet alleen sta in wat ik meemaak, onderga of moet gaan doen. Ik bid en hoop dat het deel uit mag maken van wat er meer is dan mijn eigen leven. Die verbinding geeft zin in alle onzin, hoop in alle wanhoop, moed in alle moedeloosheid. Ik ben niet alleen.

En dan kan ik zelfs bidden ‘dat het goed mag gaan’. Maar dan is ‘goed’ meer dan mijn eigen belang, mijn eigen genezing, mijn eigen gewin. Dan is het goed als het gegaan is zoals het blijkbaar moest gaan, omdat ik niet op mezelf leef, ook niet alles een reden heeft, ook al kan het me verdriet doen wat er gebeurt. Dat er hoop is, betekent namelijk niet dat alles goed is, maar dat het goed kan komen. Op een andere manier dan we in onze oplossingsgerichtheid vaak willen, verbonden met het hogere, niet alleen, op het moment dat de tijd er rijp voor is.

Dat vraagt geduld in alle ongeduld, uithoudingsvermogen in de slijtageslag, en soms ook protest. Laat het er zijn. Juist die verbinding vraagt om aandacht voor wat we meemaken. En daarin blijft er hoop. Het komt niet zomaar goed, maar het komt wel goed.

Dominee Otto Grevink is predikant voor Sprang-Capelle, Kaatsheuvel en de Efteling, en Waspik vanuit De Brug, en pionier bij Zin op School in Waalwijk. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.