Ruim tien jaar geleden vroeg een kerk in Oosterhout mij of ik hun nieuwe predikant wilde worden. Een logische vraag aan een dominee die al enige jaren ergens staat (dominees ‘staan’ volgens de uitdrukking, hoewel ik voornamelijk zit, maar goed). Ik vroeg me toen af of dit het juiste moment was. En om meerdere redenen voelde ik van niet. Daar kwam later een extra reden bij. Maar dat wist ik toen nog niet.

Vanaf eind november 2013 overleden meerdere leden van onze kerk. Een kleine kerkgemeenschap, de Ambrosiuskerk. Tot dan toe namen we in een jaar van maar een paar leden afscheid. Nu begon het met drie in een maand. Het komt nog wel eens voor dat er leden overlijden die al lang niet meer in de kerk kwamen of er weinig meer mee hadden. Maar dit waren allemaal mensen die het hart van onze gemeenschap vormden: een organist, een bestuurder, een oud-bestuurder. Net als de mensen die daarna nog volgden: een partner van een bestuurder, de voorzitter van de zanggroep, twee hier samenwonende tantes van een schooldirecteur en andere leden die veel betekend hadden voor de gemeenschap en nog steeds veel contacten hadden.

Het eerste overlijden was van onze organist, mijn voorganger als dirigent bij Laudate Dominum. Dat kwam zo onverwacht. Andere overlijdens kondigden zich aan tijdens hevige ziekbedden. Het waren intense ontmoetingen, waar ik nog steeds wel eens aan terugdenk. Zoals die oude man, die zo diep geloofde, maar zo ontzettend veel pijn te verduren kreeg. Ik wist niet wat ik moest zeggen, en ik wist niet wat ik zei. Of die niet-gelovige partner, die het toch fijn vond als ik kwam en de niet-kerkelijke ceremonie wilde leiden bij zijn uitvaart. Na onze laatste ontmoeting verraste hij me met ‘tot ziens’. Dat zei hij niet zomaar. We glimlachten er samen om. Ergens was er door zijn aanstaande dood heen een perspectief gekomen, wie weet, van iets na dit leven, ach: wie weet.

De overlijdens deden veel met onze gemeenschap. Keer op keer waren we met elkaar in de kerk. En zorgden we er met elkaar voor dat families en vrienden werden opgevangen, afscheid konden nemen, herinneringen konden ophalen en konden huilen, troosten en napraten. Veel mensen met drukke banen hielpen mee om alles voor elkaar te krijgen.

Daarom was ik achteraf nog blijer dat ik gebleven was. Hadden ze zonder mij gekund? Allicht. Maar we waren ook zo verbonden met elkaar, dat het goed was dat we het samen konden doen. Dat lange jaar, met steeds weer het afscheid van een bekende, vaak een markant lid van onze kerk. Allemaal met hun verhaal, allemaal met hun verbondenheid aan onze gemeenschap.

Het zijn allemaal mensen die we missen. Veel van hun weduwen en weduwnaars leven nog. Zij zullen dit jaar ook voelen dat het alweer en pas tien jaar geleden is dat ze hun geliefde verloren. Hun kinderen en kleinkinderen ook. Het zijn ook de enige overlijdens die ik in mijn agenda heb opgeschreven en die jaarlijks voorbijkomen: overleden in 2013/2014. Dit jaar heeft veel indruk op me gemaakt. Een jaar waarin mijn oma 100 werd en een half jaar later overleed. Het kwam allemaal samen. Oud en jong, vieren en afscheid.

Vorige week herdachten we onze dirigent. In Tilburg, in een dienst waarin we als koor mochten zingen. Dan voelt het als de dag van gisteren. En toch. Het leven gaat verder. Het aantal koorleden dat dat nog onder onze Albert gezongen heeft wordt steeds kleiner. En ook de kerk veranderde. Maar de verbondenheid zit uiteindelijk niet in de organisatie, in het verband waarin je leeft en rouwt, maar in je hart. Daar leven de mensen die we missen.

Dominee Otto Grevink is predikant voor Sprang-Capelle, Kaatsheuvel en de Efteling, en Waspik vanuit De Brug, en pionier bij Zin op School in Waalwijk. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.