150 jaar geleden zag Waspik er heel anders uit in de vrije natuur. Er kwamen toen andere dieren voor dan nu het geval is. In de jaarverslagen van de voormalige gemeente Waspik uit 1855, 1856 en 1857 staat vermeld van welke dieren men last had. En daar werd op gejaagd.
Veel van deze dieren zie je hier niet meer of heel sporadisch en ze zijn ook beschermd door de overheid. Een uitzondering vormt nu de vos, jaren geleden beschermd omdat deze niet veel meer voorkwam maar nu is hij zelfs midden in Waspik tot overlast. Hieronder volgt een rijtje met dieren waarop men rond 1856 jaagde, met het aantal dat aangeschoten is.
In 1855: 14 vossen, 2 bunzings, 14 wezels, 3 sperwers en 6 wouwen.
In 1856: 1 moervos, nest volwassen vossen van 15 stuks, 2 hermelijntjes, 69 wezels,
2 sperwers, 7 wouwen, en 3 bunzings.
In 1857: 1 moervos, 2 rekelvossen, 2 niet volwassen vossen, 12 bunzings, 407 wezels, 2 sperwers en 16 wouwen.
Enkele van die jagers van toen waren Cornelis Snellen geboren in 1787 met zijn zonen Laurens (1816) en Johannes (1833). Zij woonden in 1849 in Waspik-Boven. In 1923 werd de eerste Jachtwet van kracht. Hierin werd jacht ondergeschikt gemaakt aan het landbouwbelang. De schade die wild aan kon richten aan de landbouwgewassen vond men toen zo belangrijk dat de jacht voornamelijk gericht was op de bestrijding van schade. Een klein gedeelte was gericht op de natuurbescherming. In 1954 kwam er een nieuwe Jachtwet waarin de belangen van de landbouw, schadebestrijding, het in stand houden van soorten en de natuurbescherming geregeld werd. In 1977 werd deze wet weer aangepast, waarin werd vastgesteld dat men een examen voor het jagen moest doen om te kunnen jagen. In 2002 werd de flora- en faunawet van kracht, waarin staat vermeld op welke dieren men mag jagen en wanneer.
Elk dier heeft weer zijn eigen periode waarop men mag jagen: wilde eend van 15 augustus tot en met 31 januari, haas van 15 oktober tot en met 31 december, fazant, de haan van 15 oktober tot en met 31 januari en de hen van 15 oktober tot 31 december, konijn van 15 augustus tot en met 31 januari en houtduif van 31 oktober tot en met 31 januari. Andere dieren zijn niet bejaagbaar. Maar soms geeft de overheid toestemming voor afschot van deze dieren uit oogpunt van schadebestrijding of beheer. Dat kunnen de volgende waterdieren zijn: kolgans, grauwgans, meerkoet, smient en knobbelzwaan. Ook voor de kraaiachtige en de vos geeft de overheid wel eens toestemming voor schadebestrijding. En dan zijn er nog de grote hoefachtige dieren en het wilde zwijn die, met uitzondering van de ree (die kom je in Waspik in de polders soms tegen), hier niet voorkomen.
Jagers zijn mensen die een jachtakte hebben. Deze wordt aangevraagd bij de politie en geeft de akte af als men minstens 18 jaar oud is, het diploma van het jachtexamen gehaald heeft, WA verzekerd is voor de jacht, een aantoonbaar jachtveld heeft en geen strafblad.