‘We varen!’ De peuter springt enthousiast op de bank in de veerboot die hem en zijn ouders naar Ameland brengt. ‘We gaan op vakantie naar Ameland, maar hij heeft het alleen maar over de boot’, zegt zijn moeder bijna verontschuldigend. ‘Dan heeft hij de vuurtoren nog niet gezien’, antwoord ik. Die vuurtoren heeft iets magisch. Voor kinderen, maar ook voor mij. Het is een symbool van hoop.

Sinds vorige maand kom ik wat geregelder dan ik er al kwam, op Ameland. Eerst was ik daar alleen begeleider van de kerkelijke pioniers. Zij zijn in Hollum ‘De Plaats’ begonnen. Een plek waar mensen betekenis en zin met elkaar kunnen vinden in ontmoetingen en rondom (bijbelse) verhalen. Maar vorig jaar vertrok hun dominee. En nu mag ik De Plaats een tijdje ondersteunen, voornamelijk op afstand. Met ideeën, meedenken over de lange termijn, het opzetten van retraiteweekenden en het ondersteunen van bestuur en vrijwilligers. Mijn functie heet ‘ambulant’ en is in dit geval wel erg ver van huis. Daarom heb ik deze klus maar APVAAB genoemd: Ambulant Predikant voor Vacant Ameland op Afstand vanuit Brabant. En af en toe mag ik erheen.

‘Mag’: want het voelt nog steeds als een voorrecht. De stilte, de natuur, de stranden waar je op veel plekken geen mens ziet, het verre uitzicht over de zee waar hemel en aarde elkaar lijken te raken aan de horizon, en de mensen. Het is een eiland dat je leert te ontvangen. En houvast geeft. Kijk maar naar de vuurtoren. Elke keer ben ik weer blij als ik hem zie. En groet ik hem als ik weer wegga. En nu, in de koude winter, was het nog mooier. Hij brandt ook in de vroege ochtend en de late middag. Voor mijn dochter dit weekend iets magisch. Want omdat ze nog zo jong is had ze hem nog nooit zien branden: in de zomer stopt hij te vroeg en begint hij te laat. Woesj, woesj, woesj, riep ze elke keer als die lichtstralen na elkaar ronddraaiden.

We spraken erover aan de Stamtafel in De Plaats. En plek voor een goed gesprek op vrijdagmorgen bij koffie en thee en altijd iets erbij. Het ging over hoop. We lazen levenslessen van Rabbijn Soetendorp die een gedichtje aanhaalde dat zijn vader had gemaakt. De oude Soetendorp wilde aan een klein meisje van de sjoel, de Joodse school, uitleggen waarom het toch zin heeft een kaars aan te steken in een wereld waarin het zo donker is. Zij leefden vlak na de Tweede Wereldoorlog. Wij vrezen soms de Derde, en hoe dan ook, er gaat veel mis. Wat hoop je dan?

‘Misschien verhoort God mijn gebed omdat ik Hem wilde helpen met het licht dat ik heb aangestoken en met de zegen die ik uitsprak.’ We werden stil van zo’n zin. Inderdaad, je moet het niet alleen maar van God laten afhangen, maar zelf ook iets doen. En er is in het nieuws óók veel reden tot hoop te vinden. In wat we kunnen, in hoe we een schonere, betere, mooiere wereld kunnen maken. Maar we kunnen het niet alleen zelf. Hoop betekent ook dat je durft te ontvangen. Dat je niet zeker weet hoe het zal moeten gaan; dat ook als het anders gaat, het alsnog het verhoren van je gebed kan zijn.

Iemand noemde hoop zuurstof. Adem die je gaande houdt. Die je aan iets kan doen beginnen waarvan je denkt: ik heb geen idee of dit lukt, hoe dit moet, of dat het wel kan slagen. Ze had ervaren hoe het dan toch kan lukken, onverwacht en ongedacht. Het kan! En dat hoeft maar iets kleins te zijn. Iemand die toch een hand uitsteekt, de schouders er mee onder zet, of een arm zijn waarin je kunt schuilen. Daarop vertrouwen, dat je het niet kunt voorzien, en al helemaal niet zeker weet, maar dat het kan: dat is zuurstof voor elke dag.

Kijk maar naar de vuurtoren. Woesj, woesj, woesj, elke ronde drie lichtstralen. Vader, Zoon, heilige Geest. Geloof, hoop en liefde. Verzin het maar. Alles wat in drieën komt is goed. Een baken van licht, een baken van hoop. Voor wie erin gelooft.

Dominee Otto Grevink is predikant voor Sprang-Capelle, Kaatsheuvel en de Efteling, en Waspik vanuit De Brug, en pionier bij Zin op School in Waalwijk en op Ameland in De Plaats. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.