Hij ging maar door. De meeste bezoekers waren allang hun jassen halen. De show was klaar. Het doek was al dicht. Hij was bovendien al een keer teruggekomen, zelfs met alle andere muzikanten door de zaal meegelopen naar buiten. Maar we hoorden hem weer. Hij ging gewoon door. ‘Opzij, maak plaats, wij hebben ongelofelijke haast’. Hij niet. Herman van Veen. Hij blijft spelen. ‘Ik stop niet. Het stopt mij.’ Alsjeblieft niet.
Laten we wel wezen, het is niet gek dat je bij hem aan stoppen denkt. Hij is 78. En dat weet hijzelf maar al te goed. Hij maakte er doorlopend grapjes over. ‘Mijn hoofd, mijn hoofd is net een damestas. Er zit van alles in. Maar ik kan niets vinden!’ Hij liet jonge dansers kapriolen uitvoeren, die hij probeerde na te doen, maar gauw opgaf. Dat hoeft ook niet meer. Zij doen dat.
Vier generaties artiesten stonden op het podium van zijn zeshonderdentweede voorstelling in Koninklijk Theater Carré. Stagiaires, jonge artiesten, muzikanten die al decennia met hem werken. Het raakte mij heel diep. Tranen in mijn ogen. En niet eens vanwege de schoonheid en de plaats van deze uitvoering waarbij alles op zijn plek viel. Wat me ontroerde was iets universeels. Iets dat verder gaat dan deze kunstvorm, waar je van kunt houden of niet.
We moeten blijven spelen. Dat is meer dan het spelen van het spel van de sport. We moeten zingen, dansen, verbeelden, verkleden, slingers ophangen, mooi maken, stilten laten vallen, in het licht zetten, verhalen vertellen, lachen, verwonderen, huilen. Dat is niet onvolwassen, het is niet nutteloos. Dat is léven. Met lef om te durven beginnen, bedenken, meedoen, luisteren, en het bij je binnen te laten komen. Verandert het de wereld? Nee en ja. ‘Mijn liedje stopt de oorlog niet. De oorlog stopt mijn liedje niet’ zong Herman.
En daarom moeten we blijven spelen. Ook in donkere tijden waarin we onze tijd en middelen misschien aan andere dingen willen besteden, omdat dat ‘moet’, omdat we dat in ons hoofd hebben zitten. Maar alleen met ons hoofd overleven we niet. Als het hart niet klopt, niet ontroerd raakt, niet warm wordt, niet in vuur en vlam staat, niet uitgaat naar waar liefde nodig is, dan stopt het hart met kloppen. En kunnen we nog zoveel bedenken. Maar dan is dat pas nutteloos.
Herman van Veen vertelde ooit dat hij in coronatijd, toen alle theaters dicht waren, is blijven spelen. In zijn eigen zaal, iedere dag, voor zover mogelijk met zijn muzikanten. Zonder publiek is hij blijven spelen. Simpelweg omdat er gespeeld moet worden. Ik herinner me hoe het ook voor mij belangrijk was te blijven vieren. Onze kerk in Tilburg ging als eerste dicht, een week later volgden vele andere. We gingen op YouTube uitzenden, met muzikanten die werkeloos thuis zaten. We nodigden een liedjeszanger uit, een poppenspeler, klassieke en populaire zangers en muzikanten. Omdat er gespeeld moest blijven worden, gevierd, gebeden, gewanhoopt en gehoopt, geleefd. Later ook weer met kerkleden, toen dat weer samen kon. Want ook zij moesten kunnen blijven spelen en vieren. En ook bij ons koor zijn we maar video’s gaan maken. Om bezig te blijven, en vooral: te blijven spelen. En we zongen ‘We’ll meet again’, ‘You’ll never walk alone’ en ‘You Raise Me Up’.
Onze tijd heeft het zo nodig dat we blijven spelen. Dat we de schroom van ons afzetten, de gedachte uit ons hoofd zetten dat andere dingen nu even belangrijker zijn. Want zonder spelen komt er geen vertrouwen, geen vrede, geen uitzicht op een oplossing van klimaat en de zekerheid van ons bestaan. Onze zekerheid ligt in ons spel. Het stopt de oorlog en alle andere problemen niet, maar die stoppen ons spel ook niet.
Bij de uitgang van Carré herkende ik achter de tafel met boeken, platen en cd’s een van de jonge artiesten. ‘Loop je stage of is dit je eerste baan?’ Het was haar eerste baan. ‘Geen idee wat ik hierna nog kan doen.’ Nee, dat snap ik. ‘Eén ding heb je in ieder geval van Herman geleerd’, hield ik haar voor: ‘Blijf spelen!’
Dominee Otto Grevink is predikant voor Sprang-Capelle, Kaatsheuvel en de Efteling, en Waspik vanuit De Brug, en pionier bij Zin op School in Waalwijk. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.