Mijn moeder vond het maar niks: omgaan met een meid, van wie de ouders een café hadden. En wat had ik? Omgang met een kasteleinsdochter. En mijn moeder vond dat maar niks. Ze vond het ten eerste vooral ‘nerregus vur nodig’, omdat ik daardoor vrijwel de hele week in de kroeg zat. Want als ik naar mijn vriendin ging, dan ging ik nu dus naar de kroeg. Heel simpel. Dat was het zwart-wit denken van mijn moeder. Mensen met een café hebben ook gewoon een woonkamer en een keuken. En slaapkamers. Ze sliepen echt niet op het biljart. Maar ja, ma Marcelissen zag dat anders.
Het ergste vond ze toch wel dat ik het nogal eens laat maakte. Midden in de nacht thuis komen, op doordeweekse dagen, daar maakte ik haar niet gelukkig mee. Bij een normale verkering komt dat ook voor, maar dit voelde anders bij ons ma. Nu was ik wezen stappen. Bij thuiskomst van één van die nachtelijke bezoekjes, kreeg ik te horen: ‘De volgende keer doej ik de deur oep slot en dan komder niemer in!’ Ik moest het als een laatste waarschuwing beschouwen. Maar ik had ook nooit verwacht dat ze dat écht zou doen.
Maar toch, een paar weken later stond ik thuis ineens voor een gesloten deur. Het was in de nacht na dat Nederland van West-Duitsland gewonnen op het EK van 1988. De kroeg zat die avond kolkend vol en samen met mijn vrienden beleefde ik een onvergetelijke avond. Bij de 2-1 van Marco van Basten sprong het café haast uit zijn voegen. We genoten nog lang na en werden bediend door ‘die mèèd van’t café’ zoals mijn moeder haar noemde.
Het café was inmiddels al even leeg en netjes schoongemaakt toen ik in de vroege ochtend – het zonnetje brak zelfs al door – naar huis fietste. Mijn moeder had woord gehouden. Daar stond ik dan. Aanbellen was geen optie. Ik was behoorlijk in de olie maar een confrontatie met mijn moeder zag ik niet zitten.
Ik fietste snel terug naar het café in de hoop dat ze daar nog wakker waren. Maar nee, iedereen was in een diepe slaap. Na 246 steentjes tegen alle ramen te hebben gegooid, besloot ik om via een regenton en regenpijp het dak op te klimmen. Ik vond een piepklein dakraampje waar ik me door naar binnen liet glijden. Ik viel en kwam in een aardedonkere ruimte terecht en trok iets over me heen dat leek op een deken. Ik sliep een gat in de dag en wist niks van de zoektocht die naar me was opgestart. Ik werd gevonden door de kastelein in zijn cv-ruimte, diep weggedoken onder de Nederlandse vlag. Opluchting alom.
Achteraf bleek mijn broer mij te hebben buitengesloten. Die dacht dat ik al thuis was en kreeg van dit alles nog de schuld ook. We hebben er later veel om moeten lachen. En omdat ik onder de Nederlandse vlag was ontdekt, werd nog jarenlang het Wilhelmus ingezet als ik het café betrad.