Hangjongeren, ze zijn een beetje zonde van de ruimte. Net als zestien spiegels in de badkamer van Silvie Meis, de zetels van de NSC, een liefdesverklaring van André Hazes junior en een fatbike op de weg. Hangjongeren, je hebt ze in allerlei soorten en maten. Daarom is het goed om ze allemaal over één kam te scheren. Ze zijn namelijk allemaal lastig.

Alleen al doordat harde muziek bij de hangjongerencultuur hoort. De hangjeugd van tegenwoordig vindt het leuk om relaxed met elkaar te chillen in autootjes die volgebouwd zijn met geluidsboxen. Wat ze elkaar dan te vertellen hebben? Niks! Probeer maar eens boven die muziek uit te komen. En geloof me, ze draaien geen muziek van Mieke Telkamp. In geen enkel oorlogsgebied hoor je zo’n bak met geweld dat het gehoororgaan teistert, terwijl een stukje verderop een groepje dove bejaarden staat te jeu-de-boulen.

Oké, ik was vroeger misschien ook wel een hangjongere. Wij stonden ergens bij elkaar en als de verveling dan toesloeg, dan was het ineens een hangplek. We hadden het niet eens in de gaten. Het bij elkaar zijn, hield niet meer in dan wat loze dreigementen creëren. ‘Zullen we dadelijk met z’n alleen de brievenbus van juffrouw Nollen vol pissen?’ We moesten er vervolgens om lachen, dachten er even over na en uiteindelijk deden we het dan niet. En gingen we verder met zwijgen.

Wij riepen bijvoorbeeld zomaar wat naar voorbijlopende mensen. Dingen waar ze niks mee konden. ‘Hey jij daar! Met die broek! We hebben je wel door hoor! Ga lekker CDA stemmen! Of aardappelen!’ Dan zag je zo iemand verbaasd omkijken. En wij deden dan net of we een contactlens zochten. Of we schreeuwden keihard ‘Hee lesbienne!’ naar een man. Het stelde allemaal niet veel voor. Tegenwoordig moet er ook van alles gesloopt worden. Bushaltehokjes of toestellen in een speeltuin. Wij waren anders.

Als ik zie dat er ergens een hangplek ontstaat, dan ga ik er gewoon tussen staan. Dat zorgt voor onrust. Hangjongeren vinden het niet prettig als er een hangoudere bij is. Daarna wacht ik op de eerste reactie. Meestal is dat zoiets als: ‘Hee kale! Ga ergens anders staan stinken!’ Goed communiceren met hangjongeren voorkomt een hoop ellende. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk om altijd in de ik-vorm te spreken. Dus niet 'aan de kant jij met dat hoefijzer in je neus' maar 'ik voel me heel onzeker als je bij me staat'. Ook dient kritiek altijd opbouwend te zijn, dus niet meteen met het vingertje wijzen als ze jouw mobieltje in een vijver gooien of een strijker in jouw auto. Schat de situatie dus goed in en bedenk je vervolgens hoe te handelen in plaats van zomaar iets te roepen.

Vervolgens zet ik dan een muziekje op. Meestal van BZN. Ik ben er inmiddels achter dat de jeugd heel slecht gaat op nummers waar Jan Keizer in mee doet. Dat doe ik dan een dag of drie. En hopla, ze gaan ergens anders hangen. Daar herhaalt zich dan het ritueel.